Gefeliciteerd met één duim
Mijn medestudent Laura ronde een paar dagen geleden haar minor af. LinkedIn liet hier geen gras over groeien en attendeerde me er direct op dat het netjes zou zijn om Laura te feliciteren.
‘Feliciteer Laura met het voltooien van cursussen bij Hogeschool Utrecht’. Stond er in de melding, met daarbij een blauwe knop ‘Feliciteren’. Door op de knop te drukken kon ik meteen een privé bericht naar mijn medestudent sturen. Normaal gesproken is dit het moment waar ik mijn eigen gedachte prikkel om een passende tekst te bedenken. Maar dit kan natuurlijk efficiënter, en daarom had LinkedIn al een aanbeveling klaarstaan: ‘Gefeliciteerd met het afronden van uw studie aan Hogeschool Utrecht’. Mijn enige taak was nog om met mijn duim op de knop ‘Verzenden’ te klikken.

Dat LinkedIn mij aanmoedigt om mensen te feliciteren vind ik een logische gedachte wanneer ik de missie van het bedrijf lees: ‘Professionals van over de hele wereld met elkaar in contact te brengen, zodat ze productiever en succesvoller kunnen zijn.’ Hoewel ik grote vraagtekens zet bij de oprechtheid van mijn felicitatie, zorgt het er wel voor dat ik contact maak met mijn medestudent. Maar een kant en klaar bericht waarmee ik niets meer hoef te doen dan op de knop ‘Verzenden’ te klikken breekt alles. Het laatste stukje oprechtheid in een al niet oprecht bericht is door deze stap verdwenen.

Slaan we door in onze drang om alles makkelijker en efficiënter te maken? Of is dit de manier waarop technologie zich nou eenmaal ontwikkelt? Door de introductie van de e-mail versturen we immers ook geen postkaart meer.
Zelf ben ik bang dat dit soort implementaties ervoor zorgen dat onze communicatie niets meer waard is dan de inspanning van één duim beweging.
“Als allen zich verenigen om op alle mogelijke manieren alles makkelijker te maken, dan blijft er nog maar één gevaar over, namelijk het het gemak zo groot wordt dat het te makkelijk wordt; dan blijft er slechts één gemis over — of we dat nu al voelen of niet — het gemis van de moeilijkheid.”
Søren Kierkegaard en Johannes Climacus 1846